Gevonden materialen zijn voor Hilde Overbergh als grondstoffen zonder bepalende vorm. Ze schakelt ze in om zichtbaar te maken hoe we omgaan met de dingen; hoe we kijken en denken, hoe we zoeken naar evenwicht in onze onafgebroken confrontatie met de puzzels en hindernissen die op ons afkomen. Tijdens Overberghs hervormingsproces komt zowel een niet-rechtlijnige artistieke zoektocht als een menselijke tot uiting. Haar collages zijn versnipperde objecten, gelaagd als een millefeuille – net als de spelonken van onze gedachten waaruit vaak iets ontsnapt, waardoor enkel fragmenten overblijven. Overbergh rijgt die losse deeltjes weer aaneen, om een lappenpopgeheel van onszelf te reconstrueren. De opeengestapelde dimensies echoën het onzekere, de twijfel, de verwarring, de poging, de verandering, de verrassing en het experiment van ons dagelijks bestaan.
De reeks Hypnosis of Time (2023) is ontstaan door de papierkoek die na een jarenlange opeenstapeling van aankondiginsposters, lijm en regen op afficheborden groeit. In deze spontaan ontstane klompen papier-maché zag Overbergh sculpturale mogelijkheden en ze nam ze mee naar haar atelier. Interessante brokken die nog niet als rijp fruit van de muur getuimeld zijn, wrikt ze los met een koevoet. Op dat moment begint het creatieproces. Later worden de stukken in water geweekt en verder gescheurd of gesneden, om daarna terug aan elkaar gelijmd te worden. Het papier is materiaal met een geschiedenis. De aankondigingen die voorbij zijn, tonen een opeenstapeling van gestolde tijdsmomenten.
Overberghs neiging tot het recupereren van materialen heeft wortels in haar kindertijd. Op de kleine boerderij waar haar grootouders woonden, herstelde haar grootmoeder met een neus voor improvisatie alles wat ze maar kon: van deurtjes voor het konijnenhok tot gescheurde hemden. Die attitude heeft zijn weg gevonden in Overberghs aaneen naaien van schilderijen, nieten van onderdelen en opspannen van stukken die ze na verloop van tijd weer uit elkaar haalt. Het belang van deze acties zien we ook in werken zoals A Drop of Water Falling Without Respite (2017), The Theory of Everything (2016) en Social Crazy (2022), waar textiel en zeefdruk geënt worden en de zeef haar penseel is. De achteraf toegekende en weloverwogen titels halen haar werk terug uit de abstractie. Ze brengen de werken dichterbij onze leefwereld en bieden een laag die het werk opnieuw leesbaar maakt.
Ook Leen Van Tichelen grijpt terug naar reststukken die al geleefd hebben. Haar papieren vellen hadden vroeger de taak schriftjes, boeken of stucloper te zijn. Hout voor installaties lag te wachten in haar atelier. Beton deed zijn intrede tijdens verbouwingen. Leven en werk kennen een zekere parallel in de spontane evolutie van haar werk. Van Tichelens eerste atelier had geen ramen die naam waardig en om aan het claustrofobische gevoel te ontsnappen, begon ze gevoelsmatig op de grond te werken. Zo schakelde ze als vanzelf over naar de reeds aanwezige stucloper als drager voor haar tekeningen. Onbewust is ze blijven werken met recuperatiemateriaal. Er lopen daarbij twee lijnen door haar oeuvre: installaties en werk op papier. Ze ontstaan los van en dankzij elkaar. Elk met andere structuren en systemen, maar toch vervlochten in hetzelfde verhaal.
In de reeks en essence (jaartal?) komt Van Tichelens persoonlijke taal zich tonen, waarbij er een dialoog ontstaat tussen restvorm en vorm. Vanuit een lijntekening gaat ze op zoek naar beweging en de basisvorm waarmee ze bouwt en verder bouwt. Via verschillende spontane lagen verf verschijnen stapsgewijs uitgepuurde wervelkolommen die gespannen staan tussen grond en plafond, maar waarop je kan steunen. Ze maken een groeibeweging op het met gesso geprepareerde papier dat uit schriftjes werd gehaald. De gevoeligheid en kwetsbaarheid van het papier lijkt in contrast te staan met Conative (2018). In deze reek werden in een zoektocht naar materiële confrontatie betonblokken, katoen, rubber, pigment, draad of mousse samengebracht. Ook hier gaat het over de restvorm, de ruimte die gecreëerd wordt binnen een andere ruimte met twee losse objecten. Het stapelen koppelt toeval aan Van Tichelens blik, waaruit een gevoel met rafelrandjes voortvloeit.
De schilderijen om-armen (2022) zijn bijzonder in die zin dat Van Tichelen niet zo vaak schilderijen met olieverf toont. Ze gunnen ons een blik op ander soort werk dat ontstaat vanuit een andere noodzaak. Olieverf als materiaal betekent een grotere worsteling, het noopt haar af te wijken van het doorgedreven uitpuren en duwt haar op een terrein waar ze nog zoekende is. Ook hier neemt het werkproces veel tijd in beslag. Ze schildert en overschildert. Zoekende naar de gevoeligheid in de verf op het karton zoals ze die kent van het papier, vinden de vormen van een schouder hun plaats binnen en buiten het kader.
In Moataz Alqaissy’s persoonlijke woordenschat speelt het canvas de hoofdrol. Door doeken te stapelen en vorm te geven in drie dimensies, vertelt hij het verhaal van de geschiedenis van de schilderkunst. Zijn composities verraden hoe kunstenaars nieuwsgierig zijn naar kleur, materiaal en structuur, maar ook hoe een hang naar experiment en het opzoeken van grenzen om de hoek loert. Tegelijk leveren zijn constructies die het klassieke ombuigen commentaar op de historische en hiërarchische positie van het schilderij binnen de kunsthistorie. Zijn werk tast af hoe de schilderkunst kan worden verdergezet; wat het schilderij kan zijn en betekenen en de plaats die het vandaag kan innemen in zijn geschiedenis.
Het spel met canvassen vult Alqaissy aan met voorwerpen. Houten frames en nagels zijn evenzeer onderdeel van het schilderij, maar daar blijft het niet bij. Hij incorporeert wat in zijn studio, een oude brouwerij, rondslingert en brengt ook actief alternatieve bouwstukken het atelier binnen. Zo omringt hij zichzelf met potentiële componenten waarvan hij de functie nog niet kent en wordt zijn werkplaats een kleine wereld waarin hij kan puzzelen en jongleren met materiaal. Toevoegingen zijn noodzakelijk; rauwe en objecten op leeftijd die hij kan laten samenwerken met het schilderij. Zoals een stuk hout dat in de regen heeft gelegen, oud en gebroken.
Zijn materiële omgang met de bouwstenen van het schilderij zet een raam open waarlangs andere onderwerpen binnenglippen. Herinneringen aan zijn jeugd zijn nooit ver weg. Ervaringen met oorlog en destructie hebben zijn inslagsporen nagelaten en vinden een reflectie in de afbraak van het schilderij. De canvassen vallen bijna van de muur en reflecteren hoe ons geheugen afziet. Hoe is hij zelf tot dit punt gekomen? Door tijd, verval en destructie van kwetsbare dingen samen te brengen, heeft hij het ook over het verval van onze steeds ouder wordende lichamen. Hoe het lijf uitdeint en afziet. Soms fuseert hij canvas met naald en draad, waarbij hij het gevoel heeft medisch te naaien. Alsof hij hechtingen aanbrengt en een snee in huid hersteld. Alsof hij het canvas doorheen een helingsproces leidt.
(Deze tekst werd geschreven voor de tentoonstelling MOATAZ ALQAISSY – HILDE OVERBERGH – LEEN VAN TICHELEN: twist. add. stack. in de Hilde Vandaele Gallery van 1 tot 30 juli 2023.)