Met Gewand haalt Liesbeth Henderickx het verband aan tussen patroon en ornament, tussen textiel en architectuur en tussen ambacht en creativiteit. De steenpuzzels en wolstructuren die ze bouwt, updaten onze blik die we richten op waarmee we ons omringen. Henderickx ontrafelt manieren om aandacht op te eisen voor details die we evident vinden, om blindheid te voorkomen voor wat we als vanzelfsprekend gaan beschouwen. Groei stokt wanneer we de patronen waarin we ons voortbewegen geen plaats meer geven. De visie van de kunstenaar op handwerk en nijverheid haakt daar op in en herbergt respect met een sluimerende verwondering over de ruimte die objecten en materialen toebedeeld krijgen. Een rots in een gebergte bestaat elders als badkamertegel.
De titel van deze tentoonstelling, Gewand, slaat zowel op het Duits voor ‘gewaad’ als op ‘wand’ of ‘muur’, en legt een directe link tussen Henderickxs gebruik van textiel enerzijds en steen anderzijds. In Knitwise (2023) wordt breiwerk niet toevallig als architectuur benaderd. Voor Henderickx is dit soort grootschalig breiwerk even intensief als steenbewerking. In het proces zijn haar armen reuzebreinaalden, het lichaam wordt een intieme maakmachine. De monumentale schaal van het breiwerk staat rechtstreeks in verband met de afmetingen van haar eigen lijf. Met een gelijkwaardige fysieke inspanning als het vlechten van een muur, wordt een breiwerk gecreëerd dat zo groot is als de kunstenaar zelf. Het is zwaar genoeg om haar te overmeesteren. Als een uitbouw van zichzelf verbinden haar constructies en sculpturale installaties lichaam en architectuur met een onzichtbare draad.
In Gewand (2023) wordt een wolpatroon uitvergroot en herhaald. We kunnen niet omheen de aanwezigheid van de textuur. De lappen breiwerk zijn gebroken plaasteren afgietsels die een ongedefinieerd vraagstuk vormen waarmee we het materiaal van binnenuit leren begrijpen – een vorm van begrip die voor Henderickx essentieel is om groei toe te laten. Het repetitieve laat ruimte voor ontwikkeling en experiment; hoe verhouden de brokstukken zich ten opzichte van elkaar in deze ruimte? Hoe voelt de toeschouwer deze gargantueske fossielen van warmte en vertrouwdheid aan? Zonder aandacht voor verbeeldingskracht komt alles tot stilstand.
Voor Henderickxs zijn architectonische versieringen uit het verleden getuigen van een spontane creativiteit die onderweg is weggezakt in het drijfzand van de evidentie. Wild Cable (1) (2) (3) (2023) bestaat uit een lange strook met patronen die als architecturale blauwdrukken op de breimachine in elkaar worden gehaakt. De vorm en het reliëf doen denken aan tempelfriezen. De op natuur geïnspireerde patronen van gevels vinden een reflectie in weefsels van zachte wol. Gepresenteerd als een grote rolmops alluderen ze op een interieur dat wordt vormgeven met tederheid en warmte. Daarmee presenteert de kunstenaar een maassteek tussen binnen en buiten. Het is een reflectie op het hedendaagse architecturale landschap, waar decoratieve elementen geabsorbeerd worden door minimalisme, terwijl het interieur nog steeds ingepakt wordt met de gloed en mildheid die het verdient.
De breicultuur is door de tijd heen geëvolueerd en getransformeerd, maar Hendrickxs focus ligt op de artistieke keuzes van personen die breien voor zichzelf en zo op hun eigen creatieve koord balanceren. Ze legt daarbij een verband met de gotische steenkappers, die hun ornamenten vrijelijk vormgaven door inspiratie te putten uit de natuurlijke wereld om hen heen. Hun artistieke ontwikkeling kon ongebonden uitlopen, los van opgelegde ontwerpen. Hiermee richt de kunstenaar ook aandacht op de rol die materiaal krijgt in onze maatschappij. Er bestaat een pikorde onder materialen, afhankelijk van hoeveel waarde er aan marmer dan wel kiezels wordt toegeschreven.
De creaties van Henderickx nodigen ons uit om de klaarblijkelijkheid van het alledaagse te heroverwegen en bouwstoffen een bewuste plaats te geven in onze nabijheid. De band die het individu onderhoudt met zijn habitat, heeft voor haar het liefst de pasvorm van een gewatteerde jas. Deze tentoonstelling gooit een lijn uit om opnieuw te reflecteren over de verbindingen tussen mens en materiaal, lichaam en architectuur. Haar installaties en concepten zijn daarnaast een eerbetoon aan de vrijheid om te scheppen, het ambacht en de zoektocht naar ontwikkeling. De kunstenaar herinnert ons eraan dat er schoonheid schuilt in de dingen die we denken te kennen, zolang we bereid zijn ze met hernieuwde verwondering te bezien.